Zodra de zon zich liet zien (en dat kon al bij 17 graden en windkracht 4), gingen wij lopend naar het paradijs. Nou ja, paradijs... Het was een lange strook zand met grassprietjes, een wc die je alleen betrad als je levensmoe was, en een ijscokar waarvan het ijs smaakte naar bevroren lucht met een vleugje melkpoeder. Maar voor ons kinderen was het magisch.
Je herkende het strandbadje al van ver aan het geschreeuw van kinderen, de geur van zonnebrand en friet, en de karakteristiek witte gebouwtjes aan de bosrand waar douches en de toiletten waren ondergebracht.
Kleedhokjes? Ach joh, we trokken gewoon onze korte broek uit onder een handdoek, die natuurlijk altijd op het spannendste moment wegwaaide. Tadaaa, een gratis voorstelling dus voor de hele familie op de handdoek naast je.
Het strandbadje bestond uit twee aparte baden die met vlonders omringd waren. Die baden waren voornamelijk bedoeld voor de kinderen die nog niet of nog niet goed konden zwemmen. Daar was dus al, en ik spreek over de jaren 60 van de vorige eeuw, door de gemeente goed over nagedacht. Maar ook toen al waren wij als kids ondeugend en zagen die afscheiding van die twee baden als een uitnodiging om er expres overheen te gaan en vervolgens probeerden om zo dicht mogelijk naar een eilandje in de plas te zwemmen, wat je moeder nadrukkelijk verboden had om te doen.
Ver kwamen we meestal niet, want bij het strandbadje liep altijd een kleerkast van een badmeester, een soort Schwarzenegger met een gigantisch brede borst en dito biceps. Hij hield alles in de gaten en als hij ons door had, blies hij met overdreven dramatiek op zijn fluitje, ten teken dat we terug moesten komen. En dat deden we dan natuurlijk trouw, want met deze klerenkast wilden we uiteraard geen ruzie krijgen. Tja, toen bestond er nog respect voor het bevoegd gezag.
En dan de snackbar. Je had precies drie keuzes: patat, frikandel, of patat met frikandel. De vierde optie – zelf iets meenemen, eindigde steevast in een zak knakworsten die drie uur in de zon had gelegen en dus veranderde in iets wat nog het meest leek op warme zeewormen.
’s Avonds, verbrand, moe en doordrenkt van de Kralingse Plas (waarvan we nu pas beseffen dat de helft van het water uit kinderurine bestond), liepen we terug naar huis. We waren moe en gesloopt van een mooie maar inspannende dag aan dat strandbadje, maar toch wilde je maar één ding: morgen weer !!
Als ik nu langs de Kralingse plas loop, ruik ik nog steeds die mix van zonnebrand, friet en vrijheid. En heel soms, heel even, denk ik eraan om in m’n onderbroek het water in te rennen. Maar dan herinner ik me die badmeester en loop maar rustig verder.
Quote: Een gelukkige jeugd is misschien wel het meest mooie geschenk in het leven !!


